A D A G I U M

Waarom ik maak wat ik maak

Naïef, dromerig, raadselachtig, clownesk, exotisch. Zo zou je mijn werk kunnen noemen.
Maar waar komt het allemaal vandaan?

In de loop der tijd hebben mensen nagedacht over zichzelf en over de wereld. Er zijn interessante dingen uit ontstaan. Fabels, wetenschappelijke feiten en uitvindingen.
En daar put ik uit.
Vandaar de figuren en symbolen in mijn werk: mensen, kinderen, clowns, dieren, engelen, demonen, hiëroglyfen, cijfers, letters.
Soms toont een schilderij iets onverwachts prachtigs. Iets dat ik niet zo had bedoeld.
Een verrassing. Die laat ik zo.

Wat inkijkjes in mijn jeugd; misschien zijn die verhelderend:

Mijn oma van moederskant, Rien, heeft mij de eerste duwtjes gegeven in kunstzinnige richting. Zij nam mij wel eens mee voor een stadswandeling door Leiden. Bij het borstbeeld van Rembrandt hield ik mijn oortjes supergespitst toen zij over hem vertelde. Later kreeg ik van haar mijn eerste schetsboek met een potje zwarte ecoline en een omsteekpennetje.

Op de kleuterschool zag ik voor het eerst een marionet. Hoogst geboeid keek ik naar het poppetje. Ik wist dat het een bundeltje houtjes en lapjes aan touwtjes was. En toch: voor mij leefde het!

Eind augustus 1951. Een familievakantie in het Gooi. Van mijn vader had ik een pakje plasticine met verschillende kleuren gekregen. Ik maakte daar poppetjes en atribuutjes van en een omgekeerd sigarenkistje diende als toneel.
Ik vond het prachtig. Bovendien werd ik geprezen door de volwassenen.
Dat ik dat kon met mijn kleine vingertjes!
Ik besloot toen dat ik kunstenaar was.

Tijdens mijn gymnasiumtijd, waar ik leerde over de dialogen van Plato en over Homerus met zijn Cyclopen en andere mythische wezens, bezocht ik de drukwerkclub van Het Leidsche Volkshuis aan de Apothekersdijk. Voor mij een favoriete plek.
Met een aantal leeftijdgenoten van die club heb ik toen poppentheater Fabella opgericht.
Dat alles onder toeziend vriendelijk oog van huismeester, huisdrukker & clubleider Bram Verlind.
Tien jaar lang gaf het poppentheater op geregelde tijden voorstellingen.
Ik heb lang het plan gehad beroepspoppenspeler te worden. Uiteindelijk heb ik daar vanaf gezien. Ik bleek geen podiumdier te zijn. Dingen bedenken en vormgeven met mijn handen, dat is mijn passie.

Op de Haagse kunstacademie volgde ik de opleiding tot tekenleraar. De docenten waren over het algemeen aardig en ik heb natuurlijk wel wat opgestoken. Maar tekenleraar ben ik niet geworden. Dor en stoffig vond ik het.

Naar Eindhoven. Vervangende dienstplicht. Werken op de creatieve therapie met zachtmoedige schizofrenen.
In de weekends mochten wij dienstplichtigen ons ontspannen en we gingen naar films kijken in een toepasselijke omgeving: het POC, Philips OntspanningsCentrum. Vaak films van Ingmar Bergman. Prachtig in zwart wit, melancholiek. Later bleek dat Bergman ook een vrolijke kant had. Er is een documentaire van zijn hand. In kleur nog wel. Een meisje bezoekt voor het eerst de opera. Ze maakt een voorstelling van ‘Die Zauberflöte’ mee. Ze was opgetogen. Ik ook.

Voor het poppenspel heb ik dus niet gekozen maar mijn werk heeft er wel de sfeer van.
Naïef, dromerig, raadselachtig, clownesk, exotisch……

Peter van Ark